Signaleren van LHBT+

Er zullen kinderen en jongeren zijn die door verschillende omstandigheden minder of geen moeite hebben met hun LHBT+ gevoelens. Bij deze kinderen en jongeren zal geen (zorgwekkende) verandering in het gedrag gezien worden of ze komen er juist openlijk voor uit, waardoor signaleren niet nodig is. Het is mogelijk dat jongens die zich wat vrouwelijker gedragen dan ‘normaal’ uiteindelijk LHBT+ gevoelens ontwikkelen en dat kan andersom bij meisjes ook, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Dus zolang u er geen zorgen over heeft, is het ook niet nodig om de kinderen of jongeren direct aan te spreken. Echter, is het wel goed om te laten vallen dat u open staat tegenover het onderwerp en om gender neutraal taalgebruik te gebruiken. Meer hierover is terug te vinden bij het kopje: LHBT+ bespreekbaar te maken.

Echter, krijgen sommige kinderen en jongeren met LHBT+ gevoelens te maken met klachten, zoals depressie en suïcidaliteit (Keuzenkamp & Kuyper, 2013). Om deze reden is het van belang om op signalen te letten die gelden voor deze klachten. Er moet dan ook rekening gehouden worden met het feit dat deze klachten erop zouden kunnen wijzen dat een kind of een jongere worstelt met zijn voorkeursgevoelens. Daarnaast komt pesten ook vaak voor bij kinderen en jongeren met LHBT+ (Movisie, 2013). Ook op deze signaleren zal gelet moeten worden. Ook ervaren kinderen en jongeren met LHBT+ soms gevoelens van eenzaamheid (Felten, 2015).
Signalen waarop gelet moet worden zijn:

Fysiek:
1. Plotselinge veranderingen. Hierbij kan gedacht worden aan: verslechtering van prestaties, minder huiswerk maken, vaker afwezig, slechte concentratie, spijbelen, negatief gedrag tegenover andere jongeren.
2. Plotselinge huilbuien.
3. Geen trek, weinig eten, afvallen of eetproblemen.
4. Weglopen van huis.
5. Vechtpartijen.
6. Seksueel grensoverschrijdend gedrag.
7. Roekeloos gedrag.
8. Alcohol of drugs gebruik.
9. Slaapproblemen.
(Felten & Boote, 2012)
10. Verlies van interesse in bijna alle activiteiten.
(Van der Poel, z.d.)
11. Kind vraagt met de auto naar school gebracht te worden of fietst een andere route.
12. Kind geeft aan vaak ziek te zijn.
13. Kind komt met kapotte kleren of spullen aan.
14. Spullen raken vaker kwijt dan voorheen.
15. Kind vraagt vaker om geld of steelt.
16. Onverklaarbare blauwe plekken of wonden.
17. Kind is vaak alleen.
(Veenstra & Huitsing, 2012)

Mentaal:
1. Somberheid.
2. Wanhoop.
3. Extreem piekeren.
4. Sterke schuld of schaamte gevoelens.
5. Weinig plezier beleven.
(Felten & Boote, 2012)
6. Vermoeidheid.
7. Niet tot rust kunnen komen.
8. Schuldgevoelens.
(Van der Poel, z.d.)
9. Angst om naar school te gaan.
10. Weinig zelfvertrouwen.
11. In zichzelf gekeerd of stil.
12. Gespannen en angstig
13. Eenzaamheid
(Veenstra & Huitsing, 2012)

Voorbeelden uitspraken verbaal:
1. Ik kan het niet meer.
2. Niemand kan mij helpen.
3. Ik doe alles fout.
4. Ik ben niets waard.
5. Het is beter als ik er niet meer ben.
6. Ik sta er alleen voor.
7. Het kind zegt juist niets of heel weinig.


(Felten & Boote, 2012)